· 

Uit het paradijs

 

 

Wanneer het goed gaat, herinnert ze het zich niet. Pas wanneer Masha het kwijt is, weet ze wat ze gehad heeft. En dan weet ze het voor altijd.

 

Zo ook die dag. Een mooie, zonnige lentedag. Ze is buiten. Ze is de poort uitgelopen, door de brandgang op weg naar de speelvelden. Ze voelt de warmte van de zon op haar gezicht. Ze is blij, vrolijk. Een klein, blond meisje van een jaar of acht. Misschien heeft ze haar communie al gedaan. Ze weet nog dat ze in groep vier van de basisschool zit, bij juffrouw Kievit.

 

De weg doorsnijdt de twee grasvelden. Meestal zitten zij en haar vriendjes op het grasveld, aan deze kant van de weg. Dat is het grote veld waar ze spelen met de bal, rennen, haasje over springen. Stoepranden doen ze in de straat waar Masha woont. Die is niet zo breed en er rijden minder auto’s doorheen. Touwtje springen gebeurt vooral op het schoolplein en als ze rolschaatsen, doen ze dat over de trottoirs rond het hele blok woningen waar hun leven zich afspeelt.

Nu zitten haar beste vriendje en haar beste vriendinnetje op een deken aan de andere kant van de weg. Valentijn en Cindy, met zijn tweetjes. Ze hebben hun hoofden naar elkaar toe gebogen.

Masha huppelt. Ze is blij om hen te zien. Misschien kunnen ze iets leuks doen samen. Valentijn kijkt op, stoot Cindy aan. Masha kijkt al naar links en rechts en weer links om over te steken.

Dan zegt hij het.

 ‘Weg jij! Jij hoort er niet bij.’

 Haar al uitgestoken been om een stap te zetten blijft hangen in de lucht. Eventjes maar, niet merkbaar voor wie het niet wil zien. Hij wappert met zijn hand. Cindy draait haar hoofd naar haar om en kijkt dan onder haar arm door weer weg. Ze zegt geen enkel woord.

 

Masha zet haar voet terug op de stoep. Tranen dringen zich op in haar ogen. Een auto rijdt voorbij en is al bijna de hoek om als Valentijn haar nog steeds strak aankijkt.

Ze recht haar rug, trekt haar schouders naar achteren en draait zich om.

Ze doet wat haar moeder haar altijd verteld heeft. Huilen doe je thuis, niet op straat. Dus verbijt ze zich, loopt weer terug naar de brandgang, gaat de poort in, door de tuin het huis in en laat de tranen pas gaan als ze op haar slaapkamertje op haar bed zit en haar knuffels tegen zich aanklemt.

Die dag voelt alsof ze het paradijs is kwijtgeraakt. En paradijzen worden niet snel teruggevonden.

Reactie schrijven

Commentaren: 0